31 Jan 2009
AMSTERDAM - De laatste jaren van het leven van John Martyn, de Britse singer/songwriter die donderdag op 60-jarige leeftijd overleed, waren bepaald niet de ongelukkigste. Hij moest die jaren overigens wel doorbrengen in een rolstoel, nadat een cyste in 2003 amputatie van zijn rechteronderbeen noodzakelijk had gemaakt. Maar zijn werk, waarvan folk en jazz de hoofdbestanddelen waren, inspireerde de laatste jaren weer jonge artiesten met een hang naar folk (Iron & Wine, Devandra Banhart, Ray LaMontagne, M. Ward, Bon Iver) en zorgde zo voor een herwaardering van de artiest.
John Martyn (echte naam: Iain David McGeachy) genoot daar van. Begin 2008 ontving hij tijdens de BBC Folk Awards een ‘Lifetime Achievement Award’. In september bracht Island (het label waarop zijn beroemdste werk verscheen) het carrièreoverzicht Ain’t No Saint uit, ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag én zijn veertigjarig artiestenjubileum. Op nieuwjaarsdag 2009 werd hij benoemd tot officier in de Order Of The British Empire (overigens één rang te laag om zich ‘Sir’ te mogen noemen).
Mooi dat hij het allemaal nog mee heeft mogen maken, de bebaarde muzikant, die werd geboren in het Engelse Surrey, maar opgroeide in Glasgow. Hij stierf donderdag in een Iers ziekenhuis, maar onder welke omstandigheden is onduidelijk: het korte statement dat zijn familie op zijn website publiceerde, liet dat in het midden. Vast staat dat Martyn, inderdaad, niet leefde als een heilige: zijn alcoholgebruik en overgewicht vraten aan zijn gezondheid. Zelf zei hij dat hij de neiging had de ‘self destruct button’ in te drukken.
Folkscene
Hij ontplooide zich in de Londense folkscene van de jaren zestig, naast muzikanten als Bert Jansch, Ralph McTell en Vashti Bunyan. Martyn debuteerde in 1967 met het album London Conversation op het Island-label, waarop kort daarna ook bevriende stijlgenoten als The Fairport Convention en Nick Drake hun eerste platen zouden uitbrengen.
Aanvankelijk waren folk en blues de hoofdingrediënten van zijn songs, maar daar kwamen al snel jazz en soms funk bij. Zijn experimenteerdrift voerde hem in 1976 en 1977 zelfs naar reggae en dub: op het album One World werkte hij samen met Lee ‘Scratch’ Perry.
Martyn beleefde zijn voornaamste creatieve piek in de eerste helft van de jaren zeventig, met platen als Stormbringer!, The Road To Ruin (beide uit 1970 en opgenomen met zijn vrouw Beverley) en vooral Solid Air (1973), het beroemdste van zijn 22 studioalbums. Het bevatte May You Never, dat werd gecoverd door collega’s als Ralph McTell en Eric Clapton. Titelsong Solid Air schreef Martyn speciaal voor zijn goede vriend Nick Drake, die anderhalf jaar later onder mysterieuze omstandigheden zou overlijden aan een overdosis antidepressiva.
Depressies
Zelf kampte hij ook regelmatig met depressies. Hij was verschillende keren verslaafd aan drugs, vooral nadat zijn vrouw Beverley hem in 1979 had verlaten. Het relatiedrama leverde Grace And Danger (1980) op, één van zijn meest aangrijpende platen.
Zo veel indruk maakte geen enkel John Martyn-album uit de laatste vijfentwintig jaar, maar hij bleef tot zijn dood muziek opnemen en optreden, veelal in Schotland, het land dat de geboren Engelsman als zijn ware thuis beschouwde.